Archief | Fictie RSS feed for this section

Heilige missie: Margaret Atwood

6 jan

Wie van jullie heeft er ooit van de Canadese schrijfster Margaret Atwood gehoord? Ik heb geen idee wat de verkoopcijfers zijn, maar volgens mij wordt ze door het gros van de Nederlanders nauwelijks gelezen. De landelijke kranten besteden in hun boekenrubrieken wel uitgebreid aandacht aan haar zodra er een nieuwe titel uitkomt, maar ze staat over het algemeen niet wekenlang in bestsellerlijsten.

Margaret AtwoodGemiste kans! Haar verhalen zijn intens en boeiend, en lijken zonder enige moeite op het papier beland te zijn. Ze gebruikt prachtige woorden en zinnen, maar geen ingewikkelde woorden en zinnen (het een is helaas soms onlosmakelijk verbonden met het ander). Ze schrijft over de relaties tussen personen en over wat hen drijft. Het eerste boek dat ik van haar las was Alias Grace, en dat zit meesterlijk in elkaar. Het gaat over een vrouw uit 1843, Grace Marks, die verdacht wordt van een tweevoudige moord. Het merendeel van het verhaal wordt verteld vanuit Marks perspectief. Het mooie hieraan is dat het verhaal van Grace en de moorden echt gebeurd is, maar dat de lezer door het perspectief niet precies weet wat feit is en wat Grace zelf verzint. Atwood zorgt ervoor dat je sympathie krijgt voor Grace, en dat je je zo goed kunt inleven dat ze bijna in levenden lijve van de pagina stapt.

Om het lijstje maar even af te maken: ik heb ook The Handmaid’s Tale, Cat’s Eye en Negotiating with the Dead: A Writer on Writing gelezen. Het eerstgenoemde boek vond ik het minste, want het heeft een science fiction-achtige inslag en daar hou ik niet zo van. Cat’s Eye en de non-fictiebundel Negotiating with the Dead had ik beiden in één ruk uit.

Ik heb nu een Heilige Missie op me genomen. Ik ga het evangelie van Atwood prediken. Lees haar boeken! Ze schrijft zo eigentijds, zo ogenschijnlijk makkelijk, dat het leest als een trein. Haar personages zijn levensecht. Twijfel je nog? Lees dan deze twee korte verhalen (in het Engels). Perfect voor een lunchpauze of tijdens het wachten op de trein (tip: als je ze makkelijk op je mobiel wilt lezen, klik dan op de printknop boven aan het artikel, dan krijg je een prettig leesbare, zwart-op-witversie.

Stone Mattress
“At the outset Verna had not intended to kill anyone.” Hop, je zit onmiddellijk in het verhaal. Hoezo iemand vermoorden? Waar dan? Hoe dan? Verna wordt hoe langer hoe verknipter, en Atwood spint het verhaal tenenkrullend lekker uit.

First Lives Club
Op kun je met het gegeven van een spel waarbij mensen doen alsof ze de reïncarnatie zijn van dode historische figuren al een heel boek vullen, en dit verhaal is een heerlijk begin. Hoe een spel realiteit kan worden… [spannend muziekje invoegen]

White Horse
Dit verhaal is gratis te downloaden via Daily Lit (een tip op zich!). Het is een prachtige, symbolische vertelling over een wit paard genaamd Gladys dat het leven van hoofdpersoon Nell een andere wending geeft. Of zijn het slechts toevalligheden…? Atwood beschrijft de sfeer heel intiem, alsof je er zelf bij bent. Met af en toe een hilarisch beeld tussendoor: “Tall Billie astride fat Gladys, with Gladys’s stumpy little legs whirring away underneath her like an eggbeater.” Of: “[Gladys] dealt with the cows and their lumbering attempts to monopolize the food supply by sneaking up on them and biting them.”

Kerstkaart aan tante Agaath

24 dec

24 december 2011

Lieve tante Agaath,

Een vriendelijke kerstgroet van uw nichtje vanuit het altijd bruisende Amsterdam. Hoe hangen de slingers er dit jaar bij in Dooyendal? Heeft de burgemeester opnieuw beknibbeld op het decoratiebudget? Eigenlijk hoop ik voor u en alle andere Dooyendallers van wel, want dat sneue plastic kerstboompje dat elk jaar op de brink staat zou eigenlijk uit zijn lijden verlost moeten worden. Zelfs de medewerkers van Amnesty zouden ineenkrimpen bij het zien van zo’n armetierig excuus voor een kerstboom. Beter geen versiering, dan slechte versiering, niet?

Over slechte versiering gesproken: heeft u Foufou dit jaar ook weer een kerstelfpakje aangemeten? Vorig jaar had ik het idee dat uw kleine viervoeter er niet heel enthousiast over was. Toen hij zijn kerstmutsje aan flarden scheurde en over zijn kleine groene laarsjes piste, leek het mij wel duidelijk dat hij er minder van gecharmeerd was dan u. Dat vervolgens de rottweiler van buurvrouw Havergrot er met de rest van het roodgeruite dekkleedje vandoor ging, onderstreepte dat nog eens. Ik meende zelfs een kleine knipoog van Foufou aan Stoker te zien, maar dat kan ik me ingebeeld hebben.

Hoe dan ook, ik hoop dat u het huis lekker gezellig heeft gemaakt voor de feestdagen en dat u zichzelf een aangenaam glaasje sherry gunt, onder het genot van een warm zoemende thermostaat. Het viel me vorig jaar op dat de ijsbloemen op de ramen stonden. Nu begrijp ik dat u met de crisis en hoge gas- en olieprijzen uw steentje wilt bijdragen aan een duurzaam energieverbruik, maar dit gaat misschien wat ver. Het zou toch vervelend zijn als we u na de kerst als een stijfbevroren sneeuwpopje onder een wit uitgeslagen kerstboom zouden vinden!

Ik sprak onlangs met de dochter van de bloemist uit Dooyendal, die weer bevriend is met een klasgenoot van de zoon van buurvrouw Havergrot, en die vertelde dat u door een ongelukkig toeval op straat terecht bent gekomen. Wat moet dat voor u een onaangename verrassing geweest zijn (alhoewel ik de indruk kreeg dat buurvrouw Havergrot er minder rouwig om was). Klopt het dat u naar buiten was gestormd, omdat u dacht dat Stoker uw tuin aan het molesteren was? Volgens buurvrouw Havergrot was hij al netjes binnen, maar was in de tussentijd de deur dichtgevallen en was Foufou blijkbaar in een vlaag van verstandsverbijstering (of verlichting) tegen de deur gesprongen om de knip erop te doen.

Hoewel ik bij het horen van dit verhaal een kleine glimlach niet kon onderdrukken (want toegegeven, het moet een komisch gezicht zijn geweest), kan ik me uw paniek goed voorstellen. Zomaar buitengesloten in de kou! Hoe is Foufou er toch op gekomen om die knip erop te zetten? Dat zo’n beestje zo hoog kan springen, en zo behendig is! Dat leert hij toch niet bij de apporteertraining?

Maar goed, de buurvrouw had u in paniek rond het huis zien rennen, op zoek naar een open raam waarschijnlijk. Ze zei dat ze zelf even druk was met het poetsen van het zilver, dus dat ze u onmogelijk kon helpen. Had ze heel vervelend gevonden. Toen ze uren later klaar was met het zilver had ze nog een blik naar buiten geworpen en Foufou op de tafel zien dansen. Heel vreemd. Danst die hond tegenwoordig ook al? Die apporteertraining werpt blijkbaar toch z’n vruchten af.

Heel slim van u dat u uiteindelijk het wc-raampje heeft ingeslagen met een kei. Met uw magere lijf paste u daar natuurlijk makkelijk doorheen. Eind goed, al goed!

Met de kerstdagen kom ik niet langs, want ik heb verplichtingen bij vrienden en schoonfamilie. Met oud en nieuw zult u me zeer waarschijnlijk ook niet zien, want ik heb kaartjes voor een grandioos feest met champagne, kreeft en discomuziek (u weet wel, van die luide). Daarna ga ik nog een weekje wintersporten en zodra ik terug ben, zit mijn agenda al weer helemaal vol met werkafspraken. Maar misschien lukt het me om u in maart een vrolijk nieuwjaar te wensen.

 

Een knuffel aan Foufou en hartelijke wintergroeten,

 

Anne

Operation Mohair

3 mei

“Haai meid, met mij.”

“Hee haai wijffie, met mij! Hoe is het ermee?”

“Jaaa, lekker joh. En met jou dan?”

“Jaaa, ook hartstikke lekker, hoor. Druk weekend gehad, hè.”

“O ja joh? Wat dan?”

“Ja, ik moest toch effe naar Pakistan op en neer?”

“Dat meen je? Pakistan? Da’s toch een takke-eind weg?”

“Ja, maar het was een spoedje, weet je wel?”

“Nee, weet ik niet. Jij vertelt me ook nooit wanneer je weer effe op businesstrip gaat.”

“Dat komt omdat het allemaal supergeheime missies zijn, weet je wel.”

“Oké, dat is ook zo. Nou, vort met de geit, wat moest je in Pakistan?”

“Moet je horen, hartstikke spannend, we gingen Osama te grazen nemen.”

“Neeeee, dat méén je niet! Die president van Amerika?”

“Nee muts, da’s Obáma. Ik heb het over Osáma. Die van naainieleffen.”

“O diieee! Ja, nou weet ik het weer. Met die jurk en die vliegtuigen.”

“Ja die. Afijn, we zouden hem te grazen gaan nemen in Pakistan, dus wij hop in de bus daarheen, en…”

“In de bus?”

“Vanwege de bezuinigingen bij Defensie.”

“O, right. Goed, met die bus.”

“Ja, wij in die bus dus, om hem te pakken tijdens zijn maandelijkse baardbreiavondje…”

“Baardbreiavondje? Tisdatnouweer?”

“Dan gaan ze met een stel van die langbaarden een avondje theeleuten en met breipennen leuke patroontjes in hun baard breien. Maar we hoorden op het laatste moment dat -ie deze maandelijkse baardbreiavond verzet had, dus we moesten effe doorpakken. Het plan was dat ik aan zou bellen bij zijn belachelijk grote villa, verkleed als wolverkoopster.”

“Goed plan zeg. Wol verkopen tijdens de baardbreiavond. Logies.”

“Lekker bedacht hè? Luister, het wordt nog mooier. Want ik had dus zo’n soepjurk aan, zo’n niekaap, zodat Osama en die andere Alkaidanezen niet door zouden hebben dat ik gewoon een kaaskop ben. Dus ik bel aan bij die villa, doet Osama himself open, met een geel gebreid matje in z’n baard, en ik zeg hee gijssie, wol kopen? En hij zegt alle Allahs op een stokkie, zegt -ie, dat is net wat we nodig hebben! De mohair is op! Dus ik hop naar binnen, appeltje eitje. Maar wat die sokkenwasser niet doorhad, was dat ik een heel peloton Neeviesiels onder mijn rokkie had zitten, dus toen hij zei kom maar op met die mohair, zei -ie, zei ik, geen mohair op m’n hoofd die eraan denkt! En op dat moment hijs ik die soepjurk omhoog, en stormen die Rambootjes tevoorschijn!”

“WTFOMGBBQ! Sjéézus wat een strak plan, hee! Die Obama wist niet wat ‘m overkwam, zeker?”

“Osama. Nee, hij had van voren niet meer door wat -ie van achter aan het doen was. Die Rambo’s pakten flukserdefluks hun breipennen af om iedereen te ontwapenen, en gingen daarmee al die gasten te lijf! Prikkerdeprik, lekker vergietje spelen! Osama leek wel een speldenkussen.”

“Tjessis. Gettederre.”

“Neuh, viel wel mee hoor. We hebben hem ingepakt met een strikje erom, en weggestuurd.”

“Die zien we nooit meer… tuh-rug!”

“Dat zeg ik!”

“Hee, maar ik moet hangen, want ik heb zo een afspraak bij de nailstudio. Effe een nieuw setje harsnagels laten zetten. Maar knettervet verhaal, hoor.”

“Is goed joh, dank je. Wasgezellig, webelleh, doeidoeiii.”

“Dedoei!”

Dear Auntie

3 jan

Tante Agaath goes international! Ik heb meegedaan aan een schrijfwedstrijd op Figment, een Amerikaanse website voor jonge auteurs. Opdracht: schrijf een verhaal van max. 500 woorden over oud en nieuw of nieuwjaarsdag, en verwerk het woord ‘crush’ (of vervoegingen ervan) erin. HEART mijn brief aan ‘Auntie Phyllis’  HIER!

1 January, 2011

Dear Auntie Phyllis,

How are you, after last night’s New Year party? I must say I don’t have much of a hangover, but that’s no wonder; we hardly got around to the champagne right after midnight. The evening started out so merrily, but what a disaster it became. You must be crushed after losing your beloved Foufou in such a horrible way. Have you already retrieved any bits of him around the house? Or maybe you found his collar? Mum called me this morning and told me that Uncle Joe had been searching all night, right after he punched the bananas out of the man next door.

I remember talking to the lady from your knitting club, Mrs. Rose, around nine last evening (right after you yelled at little Esmée not to touch the canapés before all the grown-ups had some), and she explained that the relationship between you and your neighbor is not that friendly. Quite frankly, I think the situation was a train wreck waiting to happen. That might sound harsh, but I feel I should be honest with you. That’s what family is for, right? And, as I’m being honest anyway, I agree with her that you might have pissed him off by regularly going through the mail in his mailbox out front. But that’s just a hunch.

I know you’ve always liked to know what’s going on in town, but don’t you think checking (and occasionally even opening) his mail is taking it a tiny bit too far? Can’t you just find a senior volunteer job at the Bunville Gazette? That way you’d be on top of the local news, and I think it would do your reputation in the village good, too. I mean, when I went to the deli to pick up the snacks for New Year’s Eve I swear the lady behind the counter mumbled something like “gossiping old bat” when I asked her for Phyllis Craper’s order.

But anyway, being honest and all, I have the feeling that your daily mailbox search wasn’t the only thing that set your neighbor off. When we went outside to watch the fireworks, I heard him yell (and excuse me for the foul language, but I quote): “That’s what you get when you hire a private eye to spy on people, you prying shrew!” And that’s when he grabbed Foufou and tied him to the piece of fireworks.

I saw Foufou zooming up in the air, gone with a swish, and I felt sorry for the little mutt. In the hassle that followed, with the police coming in and the neighbor being taken away with the ambulance thanks to Uncle Joe’s upper cut, I wasn’t able to pay you my respects. Please accept them now. But also accept my help, and look up the number of the Snoopers Anonymous. I love you, but curiosity killed the dog, you know.

I wish you a sane 2011,

Love,

Your niece Anne

Een kerstverhaal

24 dec

Of: Hoe tante Agaath het licht zag

In het dorpje Dooyendal woonde eens een dame, genaamd tante Agaath. Eigenlijk heette ze Agatha Juliana Wilhelmina van Suurpruym tot Nooittevree, maar iedereen noemde haar tante Agaath.

Tante Agaath had in het dorp op z’n zachtst gezegd geen geweldige reputatie. De bewoners van Dooyendal waren niet zo op haar gesteld, want tante Agaath had een nogal uitgesproken mening, die ze gevraagd, maar vooral ongevraagd, met haar dorpsgenoten deelde. Als ze bijvoorbeeld bij de bakker stond, leverde ze commentaar op de krentenbollen in het schap, die in haar ogen niet rond genoeg waren. Of op de melkwitte broden, die er te pips uitzagen. Zo ging het ook bij de slager (‘Hebt u soms wat op de lever? Hij ziet wat geel.’), de groenteboer (‘U bent zelf al niet zo’n fris groen blaadje, laat staan uw sla’) en de postbode (‘U bent een postbezorger van lik-m’n-zegel!’).

Tante Agaath had alleen verre familie, een paar buren en wat vage kennissen. Ook tegen hen stak ze haar commentaar niet onder stoelen of banken. Ze had altijd wel iets te melden over hun haar (of het gebrek eraan), hun kleding, de inrichting van hun tuin, of zelfs over de manier waarop ze hun boodschappentas hadden ingepakt (‘Kijk nou toch, dat mooie brood wordt nu helemaal geplet tussen het blik tomatensoep en het wc-papier.’).

Hoe het was gekomen dat tante Agaath zich zo gedroeg, wist niemand. Ze was oorspronkelijk van adel, maar haar tak was vrijwel uitgestorven en de Van Suurpruym tot Nooittevreetjes hadden hun familiekaptiaal er in de loop der eeuwen volledig doorheen gejast. Ze werd dus niet meer als echte jonkvrouw beschouwd. En ja, redeneerden de dorpsbewoners, ze gedroeg zich ook niet bepaald naar haar stand.

Misschien stak haar dat. Of misschien kwam het omdat ze alleen was. Ze had geen echtgenoot die haar in toom kon houden, of de blijkbaar hoognodige liefde kon bieden. Ooit waren er wel anonieme liefdesverklaringen aan haar adres bezorgd, maar tante Agaath had ze een voor een in de prullenbak gegooid. Te veel parfum, en nog goedkope ook.

Dat ze alleen was, klopt eigenlijk niet helemaal. Tante Agaath had namelijk een hondje, Foufou. Dit kleine witte voetenbankje op pootjes was alles voor haar. Ze praatte met hem, voerde hem de allerduurste hondenbrokjes, zorgde dat ze de kussens in zijn mandje om de twee uur opschudde en knuffelde met hem dat het een lieve lust was. Ze hulde hem in kleine hondenkleertjes zodat hij het niet te koud zou krijgen, en zijn riem was van Indische zijdedraden gesponnen. Bij de slager of de groenteboer (eigenlijk in elke openbare gelegenheid) tilde ze hem het liefst op, zodat hij niet per ongeluk, of expres, vertrappeld zou worden. Bovendien vond ze het maar een smerig idee dat zijn poezelige pootjes in contact kwamen met die smerige vloeren waar iedereen zijn of haar bacteriën op achtergelaten had.

Maar zelfs deze dierenliefde werd door de Dooyendalers met afkeur bekeken. ‘Dat beest lijkt verdorie de koning van Lombardije wel,’ zei buurvrouw Havergrot met enige regelmaat tegen buurman Pinkelmans. Of er klonk een sissend ‘mormel’ bij de bakker zodra Foufou met opgeheven snuit en parmantig kwispelende staart kwam binnengelopen.

Tante Agaath en Foufou waren werkelijk onafscheidelijk. Als het buitenzwembad De Waterlelie ’s zomers openging, kon je de twee kaarsrechte baantjes zien trekken, waarbij tante Agaath de medezwemmers erop attent maakte dat er niet in het zwembad geürineerd mocht worden. Her en der voelde ze namelijk een warme stroom zodra ze aan anderen voorbijzwom. Foufou kefte erbij, om haar punt te onderstrepen.

In de winter wandelden ze samen over het dorpsplein om de kerstboom en de levende kerststal te bekijken die de Dooyendaalse gemeente in december neerzette. Als er ook maar iemand tante Agaaths uitzicht dreigde te blokkeren, liet ze diegene in niet mis te verstane bewoordingen weten dat haar een vrij zicht ontnomen werd. Dan wilde er nog wel eens een sneeuwbal vervaarlijk langs haar hoedje zoeven, waarop Foufou luid keffend zijn bazinnetje verdedigde.

Soms voelde tante Agaath wel een kleine steek van ongemak, wanneer ze buurman Pinkelmans en buurvrouw Havergrot gezellig in de tearoom van Dooyendal gebakjes zag eten. Of wanneer ze bij dorpelingen naar binnen gluurde en toekeek hoe ze gezamenlijk een vrolijk verjaardagsfeest vierden. Maar dan nam ze Foufou in haar armen, knuffelde hem stevig en ontving een dankbare lik. Dan wist ze dat ze niets anders nodig had.

Inmiddels kwamen de kerstdagen eraan. Op het eerstekerstdagmenu stonden kaapse raasdonders met  selderij, gekookte aardappels en jus, met een chocolade kerstkransje toe. Tante Agaath zou de feestdagen samen met Foufou doorbrengen; ze moest er niet aan denken om een van de onhebbelijke Dooyendalers over de vloer te krijgen. Want bij de slager kreeg ze de spekjes zwijgend overhandigd, waarbij ze dacht een onderdrukt ‘grmblmuts’ te horen. De groenteboer pakte tot haar ergernis de kleinste selderijstronken uit het schap, en toen ze daar wat van zei, antwoordde hij nors dat alle stronken heus allemaal even groot waren. Nee, van zulke onbeleefde mensen hoefde zij geen gezelschap.

Kerstavond was aangebroken en na een eenvoudige broodmaaltijd (ze zou inmiddels de volgende dag flink uitpakken) kroop ze met Foufou op schoot in haar grote leunstoel voor de openhaard. De tv ging niet aan, want die had ze niet. Al die herrie en platte programma’s tegenwoordig vond ze een verschrikking. In plaats daarvan pakte ze haar beduimelde editie van Dickens’ A Christmas Carol erbij, zoals elk jaar. Ze kon zich altijd zo verkneukelen om die domme Ebenezer Scrooge. Die man kreeg zijn verdiende loon, met die spoken. Ze kende heel wat mensen in Dooyendal die ook wel een bezoekje van een stel geesten kon gebruiken, om hen wat fatsoen bij te brengen. Want in de ogen van tante Agaath had men tegenwoordig geen idee meer hoe je met de medemens diende om te gaan. Vroeger, toen de adel nog regeerde, was alles beter. Dan maakte men de weg voor je vrij, je werd gegroet met een beleefde knik of een opgetilde hoed. Je werd uitgenodigd op chique soirees waar men met spanning je komst afwachtte. Kortom, toen werd je als edelvrouwe nog met respect behandeld.

Met het boek op schoot en mijmerend over die goede oude tijd sukkelde tante Agaath bij de warme haard in slaap. Foufou krulde zich nog iets dieper in haar schoot en samen dreven ze dromenland in…

Plots schrok tante Agaath wakker van een harde bonk op de deur. Het was donker, de kaarsen waren al gedoofd en het vuur van de haard smeulde na. Onwillekeurig rilde ze. Bij de tweede harde bonk sprong Foufou keffend van haar schoot, blaffend naar het niets. Tante Agaath zat kaarsrecht in haar stoel. Inbrekers? Boze buren? Net toen ze in de hal wilde gaan kijken welke onverlaat haar zo had laten schrikken, ging de woonkamerdeur krakend open… maar er verscheen niemand. Tante Agaath stond op om de deur dicht te doen, en precies op dat moment stortte er een pafferige, kalende man van middelbare leeftijd door de schoorsteen. Hij had ketens aan beide polsen en zag er nogal bleek uit, met grijze wallen onder zijn ogen. Alsof hij al een paar jaar geen zon had gezien en zwaar overwerkt was.

Met een plof kwam hij tussen de gloeiende houtblokken terecht, maar het leek hem niet te deren.
‘Wie bent u?’ vroeg tante Agaath op hoge toon. Wat een brutaliteit om zomaar door haar schoorsteen binnen te vallen.
‘Ik ben het spook van het verleden,’ antwoordde de bleke man met holle stem. ‘U kent me wel, u leest elk jaar over mij in het kerstverhaal van Charles Dickens, niet?’

Nu was het de beurt aan tante Agaath om een lijkbleke kleur aan te nemen. Dit kon toch niet waar zijn? Het feit dat spoken blijkbaar écht bestonden deerde haar niet eens, nee, ze kon gewoon werkelijk niet geloven dat zij degene was die een bezoek verdiende van deze zeer onwelkome gast. Haar dorpsgenoten, die vlegel van een slager en die krengerige buurvrouw, die verdienden een lesje!

‘Nou, nou, een beetje naïef om te denken dat u geen bezoekje van mij waard bent, mevrouwtje,’ mompelde het spook. Hoe wist hij…? ‘Ja, ik kan uw gedachten lezen,’ antwoordde hij voordat tante Agaath de vraag hardop kon stellen.

Wat zou er nu gebeuren, vroeg ze zich sidderend af. ‘Geen zorgen hoor, ik sleep u niet in uw kamerjas de straat op. Ik heb hier de iPad 5.0 en daarmee kan ik u interactief laten zien wat ik voor u in petto heb.’ Uit een onzichtbare jaszak trok hij het platte apparaat tevoorschijn en legde het op de grond. Onmiddellijk steeg er een doorzichtig hologram uit op van wazige figuren die zich langzaam door de kamer verspreidden. Ze kwamen in een kring rond tante Agaath en het spook staan. De vage figuren namen nu duidelijker vormen aan: het werden herkenbare mensen. Haar moeder, haar vader, allebei jaren jonger, haar buurkindjes uit haar jeugd, en juf Moespeer van de basisschool.

‘Ach, wat moeten we toch met kleine Agaathje?’ verzuchtte haar moeder tegen haar vader, zich blijkbaar totaal onbewust van de perplexe blik van hun inmiddels volwassen dochter.
‘Ik weet het niet meer, lieverd,’ antwoordde haar vader. ‘De juf blijft maar klagen dat ze in de les telkens voor haar beurt praat en de betweter uithangt. Agaathje is zo eigenwijs dat ze denkt dat ze altijd gelijk heeft, welk antwoord ze ook geeft!’
‘Maar wacht…!’ Tante Agaath stoof op haar ouders af om uit te leggen dat ze het nooit zo bedoelde. Ze wilde de juf alleen maar helpen met al die domme kindjes in haar klas! Maar haar ouders gingen met een zachte plof in rook op.

Ineens kwam de juf tot leven, samen met de twee buurkindjes die luidkeels stonden te huilen. ‘Agaathje heeft me opgesloten in de wc,’ snikte de een. ‘Ze schoof een briefje onder de deur door met de tafel van zeven erop, en de opdracht om hem te oefenen.’
‘Ja,’ jammerde nummer twee, ‘want ze wilde niet langer gestoord worden in de klas door kindjes die de goede antwoorden niet wetuuhuhuuu!’
Sussend aaide de juf de kinderen over hun bol. ‘Niet huilen, jongens, Agaathje is vast als baby uit de wieg gevallen, waardoor ze nu niet meer helemaal goed is in haar hoofd.’
‘Hé, luister eens even…’ begon tante Agaath, ‘ik ben als baby niet…’. POEF. In een wolk van hologrammenrook waren de juf en de kinderen al verdwenen, net als het spook van het verleden en zijn iPad.

Met een zucht zakte tante Agaath in haar leunstoel. Er klonk een gedempte piep; blijkbaar had Foufou zich onder de stoel verschanst en kreeg hij nu het volle gewicht van tante Agaath bovenop zich. Toen ze snel opstond om haar geliefde voetenbankje onder de stoel vandaan te trekken, knalde het gevaarte achterover en sprong er een lange, oude heer onder vandaan, die er ook al zo griezelig bleek uitzag. ‘Boe!’ schreeuwde hij met krakende stem, tante Agaath daarmee bijna de kerstboom injagend van schrik.

‘O, nee,’ hijgde ze.
‘Ow, ja,’ kraakte hij terug. Er zat geen tand meer in zijn mond, zo oud was hij gestorven. ‘Ik bem heb fpook fan heb heben,’ sliste hij met zware, echoënde stem. Gatsie, dacht tante Agaath, had hij niet wat aan zijn gebit kunnen doen? Zo loopt een heer er toch niet bij? Bovendien was hij nauwelijks te verstaan.
‘Je weeb heuf wel bie ik bem,’ snoof hij. ‘Boe maar miet alfof je mieb weeb wab ik kom boem!’

Tante Agaath probeerde zich groot te houden, maar ze kromp ineen onder de angstaanjagende blik van de tandeloze grijsaard. Langzaam knikte ze. Keep calm and carry on, keep calm and carry on, herhaalde ze in haar hoofd, als een mantra. Deze slogan stond in haar ogen symbool voor het uitmuntende Britse fatsoen, voor adellijk gedrag. Als ze zich daar maar aan vast kon houden…

‘Ik heb mijm orem pe luifperem gelegb en bib if wab ik im heb borb heb opgefangem.’ Uit zijn zak kwam een klapperend gebitje gesprongen, dat als een opwindspeeltje over de grond stuiterde. Het produceerde flarden van gesprekken, die hol door de spaarzaam ingerichte huiskamer galmden. Tante Agaath herkende de stemmen van de slager, de groenteboer, buurvrouw Havergrot, buurman Pinkelmans; het halve dorp kwetterde door de kamer.

‘O, daar heb je Agaath weer…’

‘Ik heb zo mijn best gedaan op de krentenbollen, maar het is nooit goed genoeg voor dat stuk chagrijn.’

‘Mama, hoeven we niet langs het huis van die boze mevrouw te lopen vandaag? Dat vind ik zo eng.’

‘Ja, Gerda, en ze vroeg niet eens hoe het met me ging toen in één week zowel mijn cavia als mijn wandelende tak stierven.’

‘Zouden blikken kunnen doden, dan lag ik allang onder de zoden.’

‘Mooi gedicht, Sinterklaas.’

‘Wat zielig voor dat hondje, je zal zo’n baasje hebben.’

‘Met zo’n koud hart heb je geen vriezer in huis meer nodig.’

De tanden bleven maar klepperen, de stroom van boze stemmen en woorden ging onafgebroken door. Tante Agaath zakte van schaamte steeds dieper weg in haar leunstoel. Hoe durfden die mensen zo over haar te spreken? Zo boosaardig was ze toch niet? Maar ook dit spook kon haar gedachten lezen. ‘Nieb boofaarbig? Wab benk je felf? Befe memfem fijm goupeerlijk, er fit geem kwaaie fiel puffem. Fe fijm bang foor je, Agaaf, foor je priemembe blik em kwepfembe opmerkingem.’

Daar had tante Agaath niet van terug. Stilletjes knikte ze; de boodschap was doorgekomen. Het spook zag dat zijn taak erop zat, en even snel als hij gekomen was, vloog hij als een bliksemschicht weer onder de stoel. Weg.

Inmiddels kon tante Agaath wel raden wat er nu zou gaan gebeuren. De vraag was alleen: hoe? Op dat moment ging de voordeurbel. Van schrik schoot tante Agaath een meter de lucht in, en vanuit zijn verstopplek (waar die ook was) jankte Foufou zo hard dat het wel leek alsof iemand zijn krulstaartje zojuist had afgeknipt.

DING DONG! Misschien werd het tijd om open te doen. ‘Keep calm and carry on, keep calm and carry on…’ Met rechte rug en haar mantra fluisterend liep tante Agaath naar de voordeur. Maar toen ze opendeed, zag ze helemaal niemand staan. Hoe kon…

Een afgemeten kuchje onderbrak haar gedachten. Het kwam van ergens onder haar neus. Ze keek omlaag en zag een bleek jochie staan, met zijn spijkerbroek tot ergens halverwege zijn billen, dat waarschijnlijk rond zijn dertiende naar gene zijde was overgegaan. En ze had hem letterlijk over het hoofd gezien.

‘Zo, gijssie, trek je patas aan en kom ff met mij mee, weet je,’ begon het jochie. Tante Agaath kon niets anders doen dan gehoorzamen, en even later liepen ze samen door de verlaten straten.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg tante Agaath. Ze probeerde kalm en volwassen te klinken, maar haar stem sloeg over bij ‘heen’.
‘Ff dimmen, verrekte koekwaus, w8 maar ff af wat ik up mijn sleeve heb. Dankzij jou is het hier in de fjoetjoer een vet kapot leipe boel, weet je.’
‘Eh…’ bracht tante Agaath vertwijfeld uit.
‘Ik zal het ff voor je spellen, ouwe. Jouw kapot chagrijnige gedrag heeft ervoor gezorgd dat iederéén hier nu met een bakkes van hier tot Tokyo rondloopt. En alle kids in dit fokking Dooyendal denken dat het helemaal flex is om iedereen uit te maken voor mongoel. Check dat maar ff.’

Alhoewel tante Agaath maar half begreep waar het in haar ogen grofgebekte snotneusje het over had, was de strekking wel duidelijk. Blijkbaar zou iedereen in Dooyendal zich in de toekomst zoals zij gedragen. Maar wat was daar mis mee, vroeg ze zich af. Adellijke manieren zouden de inwoners van het dorp niet misstaan. En zij was hun lichtende voorbeeld.

‘Ik zei, ff dimmen, weet je nog?’ Aha. Dit spookje kon dus ook gedachten lezen. Het joch wees naar de hoek van de straat. Daar liep buurvrouw Havergrot, meer dan twintig jaar ouder. Ze werd ingehaald door drie jochies van nog geen tien jaar oud. ‘Uit de weg, ouwe, je neemt te veel ruimte in op de stoep!’ riep de grootste van het stel, waarop de andere twee haar boodschappentas op wieltjes afpakten en in de bosjes gooiden. ‘Zo, opgeruimd staat netjes!’

Tante Agaath stond met open mond naar het schouwspel te kijken. Wat een schorriemorrie.
‘Ja, daar valt je klep wel ff van dicht, hè? W8 maar totdat je dit ziet. We staan voor het huis van buurhomie Pinkelmans, die vorig jaar gestorven is aan de zuurpruimeritis, een ziekte die alleen in dit fokking dorp voorkomt. Nu woont er een gezin met jong tuig, koekeloer maar ff naar binnen.’

Tante Agaath kon haar ogen niet geloven. Twee kleine meisjes stonden midden in de woonkamer tegen hun ouders te schreeuwen. Het geluid was buiten niet te horen, maar aan hun lichaamstaal was duidelijk te zien dat de meisjes het ergens grondig mee oneens waren. Plots rende een van de twee op de opgetuigde kerstboom in de hoek van de kamer af, en trok hem om. Dat was blijkbaar de druppel voor de ouders, wat tante Agaath nogal vreemd vond, omdat het stel tot dan toe onverschillig de tirade over zich heen laten komen. Dat had zij eens moeten proberen toen zij zo oud was. Dan waren haar ouders bij het eerste het beste onvertogen woord al uit hun vel gesprongen. Hoe dan ook, de vader begon met wilde armgebaren de twee meisjes door de kamer te jagen, terwijl de moeder een mattenklopper tevoorschijn toverde om de situatie met geweld op te lossen.

‘Maar… die meisjes verdienen toch een flinke draai om hun oren?’ vroeg tante Agaath aarzelend aan de snotneus.
‘Doe ff normaal, mokkel. Je gaat je kids toch niet meppen met een mattenklopper? Dat is zo 1425. En die kids hadden zo’n grote muil opgezet omdat hun moeder hun veters niet wou strikken. Ziek is dat. Alles is verziekt. Iedereen is verziekt. Dankzij jou. Je weet toch…’

Tante Agaath had er genoeg van. Waar ze het allemaal aan verdiend had, was nog niet volledig tot haar doorgedrongen, maar het stond als een paal boven water dat ze in het dorp allerminst bekend stond als de edelvrouwe die ze zelf elke morgen in de spiegel zag. Ze was de paria van Dooyendal en als ze zo door zou gaan, zou men haar niet herinneren als de jonkvrouw Van Suurpruym tot Nooittevree, maar als de haard van de naar haar vernoemde ziekte, zuurpruimeritis, en de bron van de rotte mentaliteit die het dorp in zijn greep zou krijgen. Dat wilde ze niet. Daar was ze veel te trots voor.

Op dat moment, in die donkere kerstnacht, nam tante Agaath een besluit. Haar adviezen en opmerkingen kon ze voortaan beter voor zich houden. Ze nam zich voor om haar dorpsgenoten meer complimenten te geven, dan zou ze tenminste niet de geschiedenis ingaan als…
‘De biaatch van Dooyendal,’ maakte de snotneus haar gedachten af.
‘Ik ben géén biaatch,’ sprak tante Agaath ferm, en beende terug naar huis.

Eenmaal thuis werd ze met zielig gejammer begroet door Foufou. ‘Morgen wordt alles anders, Foufoutje van me. Ik ben geen biaatch, ik ben jonkvrouw Van Suurpruym tot Nooittevree en daar ga ik me vanaf nu ook naar gedragen. Zul je me daarbij steunen?’

Bij wijze van welgemeend en opgelucht ja kefte Foufou hard. Eindelijk, dacht het beest bij zichzelf. Eindelijk gaat die ouwe taart zich als een normaal mens gedragen. Prima hoor, om behandeld te worden als een prins, maar elke keer als zijn baasje haar mond opentrok, schaamde hij zich kapot. Hoe vaak hij al niet had gewenst dat hij kon praten, zodat hij haar de betweterige klep kon snoeren. Maar gelukkig was het wonder van Kerstmis geschied en waren de drie spoken verschenen. Tevreden kroop Foufou bij tante Agaath op schoot, in de grote leunstoel bij de smeulende haard.

Morgen zou alles anders worden.

Sinterklaas zat te denken…

5 dec

Tuuuut… tuuuut… tuuuut…

‘Hallo, u spreekt met Personal Assistance Piet, waar kan ik u mee van dienst zijn?’

‘Ja, hallo, u spreekt met Jan des Bouvrie. Ik kreeg een verzoekje van de Sint in mijn schoen om hem te bellen.’

‘Dat zeggen zo veel mensen, meneer De Bougie. Waar gaat het over?’

‘Des Bouvrie. Het gaat over ene mevrouw D. te Amsterdam.’

‘Aha, dan weet ik het al. Ik verbind u door, meneer De Buggy.’

[muzakje met lelijke synthesizers]

‘Hallo? Bent u daar, meneer De Bully?’

‘Hallo Sinterklaas, met Des Bouvrie. Ik moest u bellen in verband met ene mevrouw D.’

‘Ach ja, dat is waar. Fijn dat u even contact met me opneemt, meneer De Tubbie. Het gaat om het volgende. Ik heb het zo eens een jaartje aangezien, en uitgebreide aantekeningen in mijn grote boek gemaakt, en het is mijn Pieten en mijzelf opgevallen dat mevrouw D. graag iets aan haar huis zou willen laten doen, maar dat dit er om allerlei, voor ons raadselachtige, redenen maar niet van komt.’

‘Het is Des Bouvrie, Sinterklaas. Maar ik begrijp het. Wilt u dat ik advies geef?’

‘Inderdaad, meneer Boogiewoogie, we zouden graag wat interieuradvies van u krijgen. Ziet u, mevrouw D. is zelf vrij besluiteloos over het geheel, dus laat staan dat mijn Praxis Pieten er wijs uit worden.’

‘Nogmaals, het is Des Bouvrie. Ik kan u wel wat tips geven, Sint. En ik zou de Gamma Pieten inzetten voor deze klus.’

‘Dat stel ik zeer op prijs, meneer De Bami. Wat zijn de laatste trends op interieurgebied?’

‘Wit is het nieuwe naturel en naturel is het nieuwe wit, dat wordt het helemaal in 2011. Dus als u het huis van mevrouw D. de look and feel wilt geven van een vers gezette kop koffie, zou ik helemaal voor natureltinten gaan. En trouwens, het is Des Bouvrie.’

‘Maar meneer De Sloerie, u was toch van het adagium “alles moet wit”? Dat leek ons nu juist zo makkelijk. Wit schilderij, witte lamp, witte bank, witte chocoladeletter en klaar is Piet.’

‘Des-Bou-VRIE. Nee, daar ben ik helemaal vanaf gestapt. Nadat ik een paar nachten in een spierwitte cel had gezeten, was ik in één klap genezen. In 2011 ga ik terug naar mijn roots, terug naar de natuur. Da’s ook heel erg milieubewust, ziet u.’

‘Juist ja. Dus als ik u goed begrijp, meneer De Beauty, dan moeten we mevrouw D. een vers gezette kop koffie geven?’

‘Nee, Sinterklaas, zo letterlijk bedoelde ik het niet. Ik bedoel dat u mevrouw D. interieurdecoraties cadeau kunt doen die van naturelle en natuurlijke materialen zijn gemaakt. Zodat huize D. de look and feel van een vers gezette kop koffie krijgt. Gezelligheid. Hollandse knusheid. Met z’n allen voor de kachel. Dat werk. En het is Des Bouvrie. Des-Bou-vrie.’

‘Loek en f…? Nou, u zult het wel weten, meneer De Barbie. Kan ik mijn Praxis, eh, Gamma Pieten de kasteeltuin in sturen om natuurlijke materialen te sprokkelen? En kunt u er dan een mooi naturelle kop koffie van maken?’

‘Zucht. Des Bouvrie. En ja, laat uw assistent mijn assistent maar bellen, dan kom ik langs voor het knutselwerk. Maar vergeet u dan niet duidelijke interieurinstructies in het gedicht voor mevrouw D. te zetten? Want het houdt natuurlijk niet op met een houten lampenkap en een pitrieten schilderijlijst. Dan moet mevrouw D. deze nieuwe Des Bouvrie-lijn in het hele huis doorzetten.’

‘Maar meneer De Bonkie, weet u wel wat dat kost? Sint heeft het geld niet op zijn rug groeien…’

‘Nou, meneer Sintervaag, ten eerste heet ik Des Bouvrie, en ten tweede weet ik zeker dat u daar een creatieve oplossing voor zult vinden. U heeft vast wel een direct telefoonlijntje met de bobo’s van Nederland, die dit jaar stout zijn geweest en veel te veel bonussen hebben gekregen, en die u vast wel wat extra’s willen doen toekomen, om te voorkomen dat ze in de zak mee naar Spanje gaan.’

‘Nee, meneer De Big Booby, zo zit de Sint niet in elkaar. Deze bobo’s moeten met hun billen op de pepernoten zitten, daar helpt geen zakje geld aan. Maar dat is weer een ander verhaal. Ik bel Piet Krediet. Die woont hier niet, maar in een magnifieke villa in het Gooi. Hij heeft een lucratieve leningenbusiness, kan ik u vertellen.’

‘Goed, Sinterklaas, dat is dan geregeld. Het was prettig zaken met u doen. Ik vind wel dat u licht dement aan het worden bent. Voor de laatste maal, het is Des BOUVRIE, onthou dat nou eens een keer, ouwe pepernotenbakker.’

‘Insgelijks, meneer De Boefski. Van dat zakendoen dan hè, want ik vind u allerminst een pepernotenbakker. Mijn Personal Assistant Piet belt uw Personal Assistant Piet, zullen we maar zeggen. Dag hoor.

Tuuuttuuttuut….

Malls are life! Walk is change!

4 feb

Dear Dan and Peggy,

How’s it hanging with y’all? Wat een pity dat ik jullie al zo lang niet meer heb gesproken en gezien. De laatste keer in Crossgates Mall was such a blast. En Dan, jij went in recordtempo van Macy’s all the way to McDonalds, amazing!

Oh, those were the days, weren’t they? Dat we met onze Albany Mall Walkers Club vrolijk door al die splendid winkelcentra wandelden. De perfect form van fitness, and we all know it! All we needed waren onze sportschoenen en een goed humeur, en dan trokken we er met onze fellow mall walkers op uit om een nieuw winkelcentrum te ontdekken. En we voelden ons on top of the world! Weten jullie nog, die ene keer dat we helemaal naar Blossom Springs Mall in Countyville zijn gereden, en Bruce op de parkeerplaats meteen in een giant turd stapte? Met zijn nieuwe Nikes? Boy, did we have a laugh!

Maar those days are almost gone. Natuurlijk begrijp ik waarom de AMWC uit elkaar dreigt te vallen, the malls are simply closing down. Neem Crossgates for instance, daar is al bijna niets meer van over! Nog even en de gemeente slams it shut. Door de credit crunch gaan zo veel winkels ten onder, en met hen de grootse malls waarin ze huizen. Once een symbol voor our Amercian Dream, nu niet meer dan een troosteloze, lege schoenendoos.

Maar daarmee gaat onze unieke sport, mall walking, ook down the drain! Want waar can we nog walk? Buiten, langs de side of the road? Veel te dangerous en dirty. Slecht voor je gezondheid, met al die uitlaatgassen, rain, wind en mud. Voor je het weet loop je de Mexican flu op! Nee, dan de malls. High and dry, met de perfecte temperatuur, een cozy muziekje op de achtergrond en meer dan genoeg te zien onderweg. Dankzij de megalomanie van de American projectontwikkelaars hadden we malls van miles long, waar we met gemak een marathon doorheen konden lopen. And actually, we did! Nog steeds denk ik met veel pride terug aan onze recordpoging mall walking. Wat jammer dat de officials van the  Guinness Book of Records zo waren verdwaald dat ze te laat kwamen. But hell, we did it for ourselves and the community!

Hoe dan ook, we moeten opkomen voor onze geliefde sport, voor onze geliefde malls en voor onze geliefde Albany Mall Walkers Club! Want wij show the people dat iedereen iets kan bereiken in life, zo lang je maar de ene foot voor de andere zet! Just keep walkin’! Net als Obama zeggen wij: er is hope! You can make a change! Door te wandelen en zo van onze all-American consumer culture te genieten kunnen we de wereld veranderen, together. Je head wordt er clear van, je hebt contact met de mensen, maakt een praatje. En ondertussen bestrijd je alle mogelijke health problems, zoals obesity. Now that’s the American Dream! Maar zonder onze malls is er weinig to hope en to change.

Hierbij wil ik jullie en alle andere leden van de AMWC, Sam, Mary, Bruce en Luke, oproepen tot action! We moeten vechten voor wat ons lief is, like our overgrootvaders did tijdens de Civil War! Zij waren helden, and so will we! Kom daarom aanstaande Tuesday, 1400 h.,naar Crossgates Mall. Daar zullen we ons vastketenen aan de voordeur, om een statement te maken naar onze country, our president en the whole world: malls are life! Walk is change! Dat is de enige manier waarop we onze club kunnen redden en iedereen ervan overtuigen wat mall walking betekent voor society. En world peace.

Ik hoop jullie Tuesday te zien, Zorg dat je een extra sandwich en een bottle of water bij je hebt, we weten nog niet hoe lang we er zullen zitten. Ik zal de Daily Albany Comet vragen om reporters te sturen naar dit legendary event en de mayor verzoeken to lock our kettingen.

We shall overcome!

Lynn & Bart

Brief aan tante Agaath

21 dec

Lieve tante Agaath,

Hoe gaat het met u? Ik hoorde dat u weer enigszins bent hersteld van die vervelende courgetteallergie. Dat moet geen pretje geweest zijn, al die rode bulten. Is uw linkeroog inmiddels ook wat minder dik? Mijn goede voornemen voor 2010 is om uw gauw weer eens op te komen zoeken in Schubbekuttenveen. Alhoewel ik in januari al een drukke werkagenda heb, ik in februari een tripje naar Parijs heb gepland en in maart de voorbereidingen starten voor de bruiloft van een goede vriendin in april (en die maand is dus ook al volgeboekt). Maar ik vind vast wel een gaatje, ergens.

Ik schrijf u deze brief omdat ik ook dit jaar weer zo’n prachtig kerstcadeau van u heb mogen ontvangen, en ik er, net als alle andere jaren, graag voor zou willen bedanken. Wat attent dat u toch altijd weer speciaal aan mij denkt, ondanks het feit dat u zelf meerdere kinderen heeft, en kleinkinderen, en al gauw zo’n tien neefjes en nichtjes. Echt, ik zou niet willen dat u de anderen jaar na jaar in de kou laat staan hoor, ik wil u dan ook op het hart drukken om de volgende keer ook eens aan de rest te denken. Ik weet zeker dat zij net zo blij zijn met een van uw zelfgebreide truien als ik  – ik voel tijdens de familiefeesten met kerst altijd die jaloerse blikken richting mijn nieuwe exemplaar, en dan hoop ik van ganser harte dat een van mijn neefjes of nichtjes er ooit ook zo kleurig aangekleed bij mag lopen.

Helaas is een aantal truien, uit de jaargangen ’89-’08, onlangs ten prooi gevallen aan de verwoestende klauwen van mijn hamster. Ik had ze in de wasmand gelegd voor een opfrisbeurt, terwijl ik Hammie wilde loslaten in de kamer. Voor ik het wist, liet ik hem in de wasmand vallen en begon hij als een dolle aan de wol te krabben. Ik heb geprobeerd te redden wat er te redden viel, maar er hielp niks meer aan. Ik heb een groot deel van de collectie weg moeten doen, de truien waren niet (meer) te dragen. Ik weet niet waar die agressiviteit jegens uw wolletjes vandaan kwam, misschien had ik hem de afgelopen vier dagen gewoon eten en drinken moeten geven.

Gelukkig had ik vorige week mijn buurjongen op bezoek, die een grote fascinatie voor zelfgebreide kersttruien heeft. Hij houdt er zelfs een website over bij. Hij wilde graag met al mijn exemplaren op de foto, omdat hij uw breistijl zo bewonderde. Dus uw nalatenschap is niet geheel verloren gegaan door de sloopdrift van Hammie, alles is hier vastgelegd: the chrismas sweater collection.

Hoe dan ook, deze nieuwe, geel-met-paars-geruite kerstcreatie zal ik goed bewaren achter in mijn kledingkast, zodat niemand er ooit bij kan – zo’n drama als met Hammie wil ik niet meer meemaken. Het is werkelijk een uniek kledingstuk, met die ene driekwart mouw. Was uw linker ooglid nog niet voldoende opgetrokken, of heeft u het patroon in een gewaagde editie van de Burda gevonden?

Ik wens u hele fijne feestdagen en een gezond 2010, zonder rode bulten. Wie weet zien we elkaar nog in mei, of na de zomer. U kent het wel, het blijft toch druk.

Anne